Ik had er nog niet eerder van gehoord, maar er bestaat zoiets als een pingoruïne. En wat blijkt, er is er in ieder geval eentje relatief dichtbij. In dit blogbericht vertel ik er wat meer over. Natuurlijk laat ik ook zien wat voor foto’s ik gemaakt hebt. Een stukje geschiedenis, algemene kennis, aangevuld met mooie foto’s.
Geschatte leestijd: 7 minuten
Lang, lang geleden was het koud. Zo koud zelfs dat de gletsjers van de Noordpool tot in Nederland reikten. Maar er kwam een eind aan deze ijzige tijd. Langzaam maar zeker steeg te temperatuur en trok het ijs zich terug naar het hoge Noorden. Dit ging niet snel en de grond van het land bleef tot diep onder de oppervlakte bevroren.
Het einde van de ijstijd
Ook aan deze permanente vorst in de grond kwam een eind. Zomers ontdooide de bovenste lagen, waarna het ‘s-winters opnieuw bevroor. Dit ging jaar na jaar door, eeuw na eeuw. In die tijd gebeurde er iets bijzonders. De ontdooide bovenlaag werd door grote hoeveelheid bevroren grondwater omhoog geduwd, Dat ging tot vele meters hoog. Tot de grond scheurde en het ijs seizoen na seizoen de warme stralen van de zon voelde.
Het permanent bevroren grondwater smolt in de decennia die volgden. Decennia werden eeuwen en uiteindelijk stortte de inmiddels holle heuvel in. Hierdoor bleef er een cirkelvormig gat over dat zich langzaam met water vulde (of al gevuld was). Daar bleef het niet bij. In de millennia die daarop volgde vulde het ven zich langzaam met veen. Hierdoor werd het restant van deze bolvormige heuvel langzaam onherkenbaar.
De bolvormige heuvels die door dit verschijnsel ontstaan worden pingo genoemd (Inuktitut voor “kleine heuvel”). Ze kunnen tot maar liefst 90 meter hoog worden met een diameter van 2 kilometer. Wat overblijft na het warmer worden van het klimaat is een pingoruïne. Het bestaat uit een cirkelvormig meer of krater (bron: wikipedia).
Een pingo wordt een pingoruïne
Pingo’s vinden we niet in Nederland. Niet meer sinds de ijstijd in een ver en grijs (of beter gezegd; wit) verleden is verdwenen. Pingo’s vinden we tegenwoordig alleen in de toendra’s tussen 65° en 75° noorderbreedte. Maar er zijn in Nederland wel een aantal pingoruïnes te vinden. Dit zijn de restanten uit de periode dat Nederland één grote toendra was, vlak na de ijstijd.
Waarschijnlijk hebben de meeste natuurliefhebbers onwetend al een of meerdere van deze restanten gezien. Je loopt er dan ook makkelijk langs af doordat je er niet van bovenaf op kunt kijken om de cirkelvorm te zien. Vind je echter een hogere plek, dan is de cirkelvorm goed te herkennen, of misschien een deel daarvan. Een van die pingoruïnes is de vinden in het Leenderbos. Op een zonnige zondag nam ik mij voor om deze pingoruïne eens op te zoeken.
Door het Leenderbos wandelen
Wandelen door het bos was hier in dit stuk van het Leenderbos rustiger dan wat ik verwacht had. Er is nauwelijks geluid van de beschaving te horen. Behalve zo nu en dan van motorcrossers die zich niets van regels aantrekken. Verder was er alleen het geluid van de wind en een enkele kreet van een roofvogel.
Op het heetst van de dag hield alles zich hier rustig. Ik zag wel een enkele overvliegende zwarte ooievaar, wat op de foto slechts als een stipje aan de hemel verscheen. Ik had immers geen teleobjectief bij me, alleen een camera met een allround objectief. Ook wandelaars en fietser waren spaarzaam, misschien door de continu dreiging van regenbuien of de vlagen van stormachtige wind. Maar juist dit gaf de prachtige wolkenluchten waar Nederland natuurlijk zo bekend om is.
Daar is dan de pingoruïne
Als ik de pingoruïne dan eindelijk gevonden heb is het nauwelijks te zien dat het er is. Ik zie een ven, smal en enigszins gekromd. Het water is bedekt met waterlelie en die oever is overwoekerd door pitrus en het pijpenstrootje. Een cirkelvorm is alleen met voldoende fantasie te zien.
Aan de overzijde ligt er gelukkig een bescheiden heuvel, wat een iets hoger standpunt oplevert. Eenmaal daar beland krijg ik een mooi zicht op een cirkelvormig ven dat zich rond een “eiland” heen loopt. Het ziet er kunstmatig uit, alsof een landschapsarchitect hier aan de slag is geweest. Maar dit ven, deze cirkelvorm is dus op een geheel natuurlijke manier ontstaan. Het is heel bijzonder als je bedenkt dat dit een restant is van iets wat misschien wel tienduizend jaar geleden is ontstaan. Je kunt hier langs te lopen zonder te weten dat dit een restant is uit de ijstijd. Dit is een stukje geschiedenis met een geheel eigen verhaal.
Terug voor de zonsondergang
Later die dag ben ik nog even terug gegaan om een zonsondergang te fotograferen met de waterlelies in het ven als onderwerp. Ik wist dat de pingoruïne met een zonsondergang niet zo herkenbaar in beeld gebracht kan worden als in de panoramafoto, maar ik kan nog eens een keer terug komen op een vroege ochtend. De zonsondergang van deze zondag was trouwens niet echt spectaculair, maar het was wel een paar uur genieten van alle rust. Dat is ook heel wat waard.
Gebruikte apparatuur
Overdags
- Canon EOS 5D mark IV
- Canon EF 24-70mm f/2,8L II
- Haida circulair polarisatie filter
‘s-Avonds
- Canon EOS 5D mark IV
- Laowa 12mm f/2,8 zero-D
- Lee soft GND 0,9
Gaaf! Op de Strabrechtse Heide is er ook één, ‘t Rond Venneke:
https://www.geocaching.com/geocache/GC1DZA0_t-rond-venneke?guid=d9c3f87f-1a4a-48d1-9e1f-0a3cd4edfc79
prachtig weer
Weer prachtig vastgelegd en nog beter uitgelegd.